diagnose
spacerdiagnose
Probleemstelling

Zoals in de meeste westerse landen is de laatste decennia de culturele en etnische diversiteit ook in het Vlaamse onderwijs sterk toegenomen. Op dit ogenblik is bijna één op vijf leerlingen in het secundair onderwijs van vreemde afkomst. Daartegenover staat een lerarenkorps dat slechts in beperkte mate vertrouwd is met etnisch-culturele diversiteit. Hoe kan hierin verbetering worden gebracht? Kan een houding gericht op etnisch-culturele diversiteit worden aangeleerd? Welke leerinhouden zijn daarbij het meest geschikt? En met welk pedagogische en vakdidactische strategieën? Kortom, hoe begin je eraan in de concrete lespraktijk?
Deze review onderzocht het voor het vak geschiedenis.

Geschiedenis is een buitenbeentje. Het is het enige schoolvak waarvan het studieobject een niet meer bestaande werkelijkheid is. De studie van dat verleden vergt dan ook een bijzonder groot inlevingsvermogen. Dat is niet alleen een hele opgave voor geroutineerde historische onderzoekers maar nog meer voor schoollopende jongeren. Als gevolg van culturele diversiteit in tijd en ruimte lijkt de kloof tussen geschiedkundig feit en hedendaagse waarnemer moeilijk overbruggen. Ook leerlingen uit etnisch-culturele minderheidsgroepen die in westerse landen op de schoolbanken terecht komen ervaren geschiedenis vaak letterlijk als een ‘vreemd land’. Hoe is dat te verklaren?

Geschiedenisonderwijs is betekenisvol als het zinvol, leerbaar en haalbaar is. Het bestuderen van het verleden moet zin en betekenis hebben voor diegenen die zich ermee bezighouden. Voor leerlingen wil dat zeggen, inzien en ervaren dat geschiedenis te maken heeft met hen zelf, met de huidige samenleving en met het menselijk bestaan in het algemeen. Dit vormt een grondslag van historisch denken. Geschiedenis is ook een discipline die leerbaar moet zijn. Een vak waarin leerlingen zich kunnen bekwamen en dat ze systematisch kunnen aanleren. Het begrip haalbaar verwijst naar de belangstelling, aanleg en capaciteiten van de leerlingen. Geschiedenisonderwijs dat los staat van de interesse, waardering en mogelijkheden van de leerlingen, biedt minder kans op betekenisvol leren.

Leerlingen uit etnisch-culturele minderheidsgroepen blijken in dat verband meer moeite te ondervinden. Het beeld van het verleden dat in de lessen geschiedenis aan bod komt, wordt immers sterk bepaald door de dominante etnisch-culturele groep. Voor leerlingen met een andere belevingswereld en verschillend cultureel referentiekader is het moeilijk aanknopingspunten te vinden bij dat overwegend westers georiënteerd verhaal. Het gevaar bestaat dat zij geschiedenis als irrelevant gaan zien.

Hoe kan geschiedenis nu worden onderwezen zodat het betekenisvol is voor alle leerlingen, ook zij die het gemeenschappelijk referentiekader niet delen? Welk soort geschiedenis dient aan bod te komen in een klasgroep met leerlingen van etnisch-culturele minderheidsgroepen? En hoe kan een gerichtheid op etnisch-culturele diversiteit in het geschiedenisonderwijs worden aangeleerd bij (toekomstige) leerkrachten? Samengevat is de kernvraag van deze review: Hoe kan bij toekomstige leraren geschiedenis secundair onderwijs een op diversiteit gerichte houding worden aangeleerd die het geschiedenisonderwijs zinvol, haalbaar en leerbaar maakt voor leerlingen van etnisch-culturele minderheidsgroepen?