(praktijk)voorschrift
spacer (praktijk)voorschrift
Praktijkgerichte conclusie

Geschiedenisonderwijs vanuit een diversiteitsgerichte houding heeft vooral te maken met een andere manier van lesgeven. Daarbij wordt de disciplinaire multiperspectivistische benadering van een historisch thema betrokken op de diverse etnisch-culturele achtergrond van de leerlingen. Hoewel niet wetenschappelijk getoetst leverde onze zoektocht enkele interessante praktijkrelevante wegwijzers op. Stilstaan bij de beginsituatie en evolutie in diversiteitshouding van aspirant-leerkrachten is daarbij van groot belang. Vanuit een vakdidactische aanpak met multiperspectiviteit als uitgangspunt zijn een gerichte focus op de basisinzichten van geschiedenis gekoppeld aan gevarieerde didactische strategieën en zorgvuldig gekozen leerinhouden essentieel.

De beste leerschool is de praktijk. Systematische reflectie over authentieke praktijkervaringen in klassen met leerlingen uit etnisch-culturele minderheidsgroepen begunstigt een positieve houding tegenover lesgeven in multiculturele klassen. De analysekaders van Harris en Clarke (2011) en Virta (2009) om de evolutie in diversiteitshouding van aspirant-leerkrachten tegenover leerlingen vanuit etnisch-culturele minderheidsgroepen te traceren, zijn daarbij erg bruikbaar.

Studenten die vooraf reeds in de familiale sfeer, vriendenkring of door burenrelaties kennis maakten met etnisch-culturele diversiteit staan vaak meer open voor de problematiek. De lerarenopleiding kan ook voor de andere studenten die niet of nauwelijks met diversiteit in contact komen individuele contacten met leerlingen uit etnisch-culturele minderheden tot stand brengen via bijvoorbeeld een tutoringsproject. Zo vergroot de kans dat etnisch-culturele diversiteit gemakkelijker wordt (h)erkend. Lesgeven in multiculturele klassen vergt ervaring. Ervaring die beginnende leerkrachten niet hebben. Hun bekommernis gaat immers op de eerste plaats uit naar klasmanagement en inhoudelijke leerstofbeheersing. Daardoor hebben ze moeite om de transfer te maken naar een diversiteitsgerichte houding. Team teaching waarbij een startend leraar geholpen wordt door een ervaren collega is in dit verband een mogelijke piste. (Klein, 2010)

Vanuit de visie van het vak geschiedenis betekent dat bij een diversiteitshouding de vakspecifieke multiperspectivistische benadering van een historisch thema wordt gekoppeld aan de etnisch-culturele achtergrond van de leerlingen. Een gerichte en blijvende focus op de vakdidactische doelen en basisinzichten van geschiedenis (en de plaats van etnisch-culturele diversiteit daarin) is noodzakelijk. Wat is de functie van geschiedenis? En wat maakt het vak betekenisvol ook voor leerlingen uit etnisch-culturele minderheidsgroepen? De disciplinaire omgang met het vak geschiedenis blijkt immers een niet eenvoudig overdraagbare vorm van denken, maar is iets dat voortdurend training nodig heeft en slechts d.m.v. gevarieerd onderwijs mogelijk is. Wat het curriculum betreft is een verbreding naar wereldgeschiedenis die vanuit diverse standpunten en algemeen-menselijk thema’s (de migratie van mensen en culturen, slavernij, grootschalige conflicten en oorlogen, het internet en de mediarevolutie) wordt belicht van betekenis om multiperspectiviteit te favoriseren. Dit sluit trouwens aan bij wat volgens onderzoek leerlingen zelf interesseert en relevant vinden. Geschiedenisonderwijs vanuit een diversiteitsgerichte houding heeft vooral te maken met een krachtige manier van lesgeven met een gevarieerd palet aan didactieken en strategieën. Loskomen van enkel het klassieke leerboek door bijkomend uitdagend materiaal te ontwerpen (of in bronteksten te detecteren) waarbij multiperspectiviteit en kritische alternatieve visies de uitgangspunten zijn. Met interactieve en coöperatieve werkvormen zoals rollenspel en klasdiscussie. Vakoverschrijdend samenwerken kan extra kansen en leereffect opleveren. Nog meer nadruk leggen op concepten als inleving, actualisatie en waardebewustzijn.

Ondersteuning kan geboden worden met behulp van exemplarisch materiaal en ‘good practices’, waaraan er veel nood is. De uitgewerkte praktijkvoorbeelden naar waar in de ‘praktijkwijzer’ wordt verwezen, kunnen een vertrekpunt zijn. Netwerking met andere actoren (leraren in de praktijk, lerarenopleiders, vakbegeleiders, nascholingscentra, educatieve instellingen zoals bijvoorbeeld de Raad van Europa) vergroot de kansen van een duurzame verankering van inspirerende praktische toepassingen en tips.

De geschiedenisles kan dus een ontmoetingsplaats zijn van diverse historische culturen. In plaats van een geschiedenis verdeeld in ‘mijn’ en ‘jouw’ verleden, is er nood aan een betekenisvol geschiedenisonderwijs voor alle leerlingen ongeacht hun etnisch-culturele achtergrond. Een aantal dilemma’s blijven, ook al omdat de specifieke samenstelling van de klasgroepen erg kan verschillen. Spreken we leerlingen aan op hun veronderstelde etnisch-culturele identiteit om te vermijden dat geschiedenis door hen als irrelevant wordt gezien? Of doen we het niet omdat het de stereotypering bevordert? Moeten we leerlingen geschiedenis bieden uit ‘hun’ land van herkomst? Over welk vakinhoudelijke kennis moeten (toekomstige) leraren beschikken die interactief met leerlingen aan de slag gaan en mogelijk reacties kunnen verwachten? En wat moeten ze weten over de leerlingen en manieren waarop ze via hun familie, sociale media of netwerken met geschiedenis in aanraking komen? En hoe belangrijk is het om etnisch-culturele diversiteit ook weer niet te overschatten en leerlingen ook als gewone jongeren te zien?

Heel wat vragen die bij gebrek aan vakdidactisch onderzoek onbeantwoord blijven. Toekomstig onderzoek zou zich dan ook moeten blijven richten naar hoe leerkrachten geschiedenis met krachtige leerinhouden en vakdidactiek diverse noden en interesses van heterogene klassen in een wisselende schoolcontext kunnen aanspreken. De lerarenopleiding vervult daarbij ongetwijfeld een voortrekkersrol.