diagnose
spacerdiagnose
Probleemstelling

Hoe kan je als leerkracht de woordenschatontwikkeling van kleuters het best stimuleren? Komt de woordenschatontwikkeling voldoende als vanzelf op gang wanneer je de kleuters een rijk taalaanbod biedt en veel spreekkansen geeft? Of moet je bewust bezig zijn met woordenschatontwikkeling net zoals je bewust het rekenen stimuleert? Hoe doe je dat dan best? Er bestaan hierover zoveel verschillende visies dat je er al snel in verdwaalt.

Sommige kinderen hebben reeds tijdens hun kleuterjaren een serieuze taalachterstand, die zich o.a. uit in hun beperkte woordenschat. Vaak zijn dit kleuters met een andere thuistaal of kleuters uit families met een lage socio-economische status. Deze kleuters zouden in de kleuterklas extra kansen moeten krijgen om hun woordenschat uit te breiden. Maar ook voor de andere kleuters is een goede woordenschat essentieel om zo de schooltaal beter te begrijpen. Bovendien zijn kinderen met een goede woordenschat beter in begrijpend lezen dan kinderen met een beperkte woordenschat.

Naar de kleuterschool gaan, leidt echter niet automatisch tot een versnelling van de woordenschatgroei. Kleuters breiden hun woordenschat meer uit wanneer hun kleuteronderwijzer zelf veel nieuwe en interessante woorden gebruikt. Bovendien speelt de interactiestijl van de kleuteronderwijzer een rol. De kleuteronderwijzer moet regelmatig rijke gesprekken voeren met de kleuters waarin ze spreekkansen krijgen en taalfeedback ontvangen. 

Om de woordenschatgroei van kleuters te ondersteunen, moeten kleuteronderwijzers dus hun taalaanbod verrijken en een goede interactiestijl verwerven. Daarover is zowat iedereen in Vlaanderen en Nederland het eens. Maar of dit voldoende is… daarover lopen de meningen uiteen!

Enerzijds willen sommigen kleuteronderwijzers overtuigen om bewust en planmatig woorden te onderwijzen aan kleuters om op die manier taalachterstanden weg te werken. Kleuteronderwijzers bepalen de doelwoorden die ze de kleuters willen onderwijzen, en plannen verschillende activiteiten waarbij die doelwoorden impliciet of expliciet aan bod komen. Ze observeren in welke mate de kleuters deze doelwoorden opnemen in hun woordenschat. We noemen dit intentioneel woordenschatonderwijs.

Anderen staan net afkerig tegenover intentioneel woordenschatonderwijs. Ze gaan ervan uit dat nieuwe woorden vanzelf voldoende aan bod komen wanneer de kleuteronderwijzer een rijk taalaanbod hanteert en een taalstimulerende interactiestijl gebruikt. Het is niet nodig om op voorhand bewust woorden te selecteren voor woordenschatinstructie. Deze organisaties waarschuwen ervoor dat leerkrachten dan vaak de verkeerde woorden selecteren, en dat ze bovendien geen betekenisvolle activiteiten aanbieden om die woorden te onderwijzen.

Een voorbeeld van een voorstander van intentioneel woordenschatonderwijs is het Expertisecentrum Nederlands (Universiteit Nijmegen). Prof. dr. Van den Branden (KULeuven) schreef in 2012 een blog waarin hij argumenteert tegen intentioneel woordenschatonderwijs in de kleuterklas. Ook onderwijskoepels en methodes hebben hun eigen visie op woordenschatonderwijs. Deze visies zijn meestal in volle ontwikkeling en kunnen daarom reeds achterhaald zijn op het moment dat u dit leest.