dagelijkse inname voor de praktijk
spacer dagelijkse inname voor de praktijk
Praktijk-wijzer & oefeningen

Als leerkracht kan je na een gegeven les de “Teacher as Social Context (Belmont et al., 1988)” vragenlijst invullen en nadien jouw mate van noodondersteunend leerkrachtgedrag berekenen. Gebruik de volgende scores:

1 = helemaal niet waar
2 = eerder niet waar
3 = soms wel/soms niet waar
4 = eerder wel waar
5 = helemaal wel waar

Nadien bereken je jouw score voor autonomie, structuur en betrokkenheid met onderstaande formules. Hoe hoger jouw waarde bij 5 ligt hoe meer je de 3 basisnoden ondersteund tijdens jouw lessen.

Tijdens de afgelopen les L.O…. 1 2 3 4 5
1. Was het gemakkelijk om de leerlingen graag te hebben.
2. Bracht ik tijd door met elke leerling van mijn klas.
3. Had ik soms het gevoel dat ik er niet kon zijn voor de leerlingen, wanneer ze me nodig hadden.
4. Wist ik veel van wat de leerlingen meemaken.
5. Praatte ik met elk van de leerlingen.
6. Kon ik niet altijd beschikbaar zijn voor de leerlingen.
7. Genoot ik van de tijd die ik doorbracht met de leerlingen.
8. Begreep ik de leerlingen niet zo goed.
9. Kende ik de leerlingen goed.
10. Maakte ik tijd vrij om de leerlingen te helpen manieren te vinden om het beter te doen wanneer ze het niet zo goed deden als ze het kunnen.
11. Was lesgeven aan de leerlingen niet erg aangenaam voor mij.
12. Wist ik niet zoveel van wat de leerlingen meemaken buiten de school.
13. Konden de leerlingen er op rekenen dat ik er voor hen was.
14. Was het moeilijk voor mij om de leerlingen graag te hebben.
15. Legde ik altijd uit waarom wanneer ik de leerlingen strafte.
16. Praatte ik met de leerlingen over mijn verwachtingen ten aanzien van hen.
17. Hanteerde ik een andere aanpak wanneer een leerling de oefeningen niet begreep.
18. Toonde ik de leerlingen verschillende manier om problemen op te lossen.
19. Liet ik de leerlingen dingen doen die ik normaal niet zou toestaan.
20. Probeerde ik duidelijk te zijn tegen de leerlingen over wat ik van hen verwacht in de klas.
21. Legde ik het op verschillende manieren uit als een leerling iets niet begreep.
22. Vond ik het moeilijk om uit te maken wanneer de leerlingen hulp nodig hadden.
23. Vond ik het moeilijk om consequent te zijn met de leerlingen.
24. Paste ik de regels over oefeningen aan voor individuele leerlingen uit de klas.
25. Vond ik het moeilijk om uit te maken of de leerlingen mij konden volgen.
26. Vond ik het moeilijk om op zo een manier les te geven dat alle leerlingen het begrepen.
27. Had ik niet altijd de tijd om het gedrag van de leerlingen nauwgezet op te volgen.
28. Had ik soms het gevoel dat ik mijn verwachtingen niet duidelijk stelde tegenover de leerlingen.
29. Was het moeilijk in te schatten wanneer de leerlingen klaar waren om over te gaan tot nieuwe oefeningen.
30. Probeerde ik de leerlingen veel keuzemogelijkheden te geven in oefeningen en opdrachten.
31. Moest ik de leerlingen stap voor stap door hun oefeningen leiden.
32. Liet ik de leerlingen heel wat beslissingen zelf nemen bij opdrachten.
33. Legde ik de leerlingen uit waarom we bepaalde dingen leren in de L.O.-les.
34. Moest ik altijd en herhaaldelijk aan de leerlingen zeggen wat ze moesten doen.
35. Kon ik de leerlingen niet de dingen op hun manier laten doen.
36. Moedigde ik de leerlingen aan na te denken over hoe een oefening of opdracht nuttig kan zijn voor hen.
37. Was het beter niet teveel keuzemogelijkheden te geven aan de leerlingen.
38. Merkte ik dat ik de leerlingen elke stap uitlegde bij het doen van opdrachten.
39. Kon ik het mij niet veroorloven de leerlingen al te veel zelf te laten beslissen over hun oefeningen.
40. Was het moeilijk voor mij om de leerlingen uit te leggen waarom het belangrijk is wat in L.O. doen.
41. Was mijn algemene aanpak met de leerlingen hen zo weinig mogelijk keuzes aan te bieden.